Waar de stap naar 4g vooral nieuwe mogelijkheden in consumentenmarkten creëerde, zullen de betrouwbaarheid, bandbreedte en latency van 5g zo goed als elke bedrijfstak raken. Om maar wat te noemen: doktoren die vanuit het ziekenhuis over de schouders van ambulancepersoneel meekijken bij een moeilijk geval, precisielandbouw dankzij realtime sensordata en natuurlijk – dit blijft een publicatie voor de hightechindustrie – ongekende controle over en verfijning van productieprocessen. Snel uitrollen dus! Haast maken kan een economie een streepje voor geven.
Zelfs de regering-Trump begrijpt dat. Onlangs circuleerde in Washington een memo waarin werd gepleit voor een door de staat aangelegd 5g-netwerk, waarop telecom- en andere bedrijven capaciteit huren. Omdat de uitrol daardoor wordt versneld, kunnen de Verenigde Staten ‘hun concurrenten voorbij spurten’, luidde een van de argumenten. Zelfs het door en door liberale Britse blad The Economist vond het niet eens zo’n gek idee.
Zou een nationaal netwerk ook iets voor Nederland kunnen zijn, begon ik me af te vragen. Behalve tempoverhogend zou dat ook kostenbesparend kunnen werken, en dat is geen overbodige luxe, bleek vorig jaar uit een enquête van industrieorgaan GSMA onder telecombedrijven. Meer dan de helft gaf aan geen goede businesscase voor 5g te zien. Deels is dat tactiek, maar de meer geavanceerde opties van 5g vergen inderdaad meer masten en andere infrastructuur dan vorige generaties. Dit vanwege de hogere frequenties, die minder ver dragen. Voor millimetergolven gaat het over een kastje op elke lantaarnpaal.
Vanwege de aarzeling bij telecombedrijven is de verwachting dat 5g sluipenderwijs wordt uitgerold, in geïsoleerde toepassingen of gebieden waar er onder de streep wat overblijft voor de de bedrijven die ze aanleggen. Een optimist denkt dan: met een voortvarend aangelegd publiek netwerk kan het sneller.
Dus mijn oor maar eens te luisteren gelegd bij 5g-expert Toon Norp, senior businessconsultant bij TNO. En om een lang verhaal kort te maken: hij zag niet veel in mijn ideetje. In het kleine en dichtbevolkte Nederland is de situatie anders dan in veel andere landen, legde hij uit. Telecombedrijven zijn hier gemotiveerd om met 5g aan de slag te gaan. Zij rollen nog steeds niet alles in één keer uit, maar beginnen met verticale markten – vaak voor bedrijfstoepassingen dus.
Er speelt echter wel iets anders. In grofweg de bovenste helft van Nederland mag de 3,5 GHz-band niet worden gebruikt, uit angst voor storing van een afluisterstation in Friesland. Juist in die band zit echter veel (nieuwe) 5g-capaciteit. FME riep daarom de Tweede Kamer onlangs op de bewuste frequenties snel vrij te maken, om de digitalisering van de industrie geen vertraging te laten oplopen. Het kabinet beraadt zich nog op maatregelen.
Aha, geen versnellende rol voor de overheid in Nederland dus, maar een remmende. Toch blijkt er vooralsnog alleen reden tot alertheid, geen zorg. Navraag bij FME leert dat de oproep een proactief en algemeen karakter heeft. Concrete voorbeelden van initiatieven die onder de regelgeving lijden, zijn er niet. Uit een totaal niet representatieve steekproef onder mijn netwerk bleek inderdaad dat het onderwerp 5g niet bepaald hoog op de agenda van hightechbedrijven staat.
Dat zou snel moeten veranderen. Er is geen betere manier om 5g te versnellen dan applicaties te creëren en verkennen. Volgens Norp hoef je daar niet eens voor te wachten op beschikbaarheid van 5g. In proeftuinen als 5groningen, onlangs geaccrediteerd als Smart Industry Field Lab, kunnen stakeholders alvast aan de gang met pre-5g-technologie. Dus, geachte dames en heren, als u uw eigen agenda Smart Industry 2018-2021 serieus neemt, moet u misschien toch maar eens actie ondernemen.