Bij een overname is het op twee plekken feest: de nieuwe eigenaar breidt zijn business uit en de verkoper maakt zijn innovatie te gelde. Maar er is een keerzijde aan al die deals. Ruim twee derde loopt uit op een teleurstelling.
In de laatste dagen van 2017 maakte Thermo Fisher Scientific bekend dat het Phenom-World had overgenomen. Het afgelopen jaar kwamen onder meer ook Liteq en Vanderlande in buitenlandse handen. En in het recente verleden werden andere Nederlandse hightechbedrijven zoals Océ, IAI en Stork al opgeslokt door kapitaalkrachtige multinationals. Is die overnametrend een compliment voor de staat van de nationale technologische industrie? Of moeten we vrezen voor de bv Nederland?
In de jaren zeventig, tachtig en negentig lagen de zaken precies omgekeerd. Toen waren juist veel Nederlandse bedrijven op overnamepad. ‘In verhouding tot ons bruto nationaal product waren we koploper, nog voor de Verenigde Staten en Groot-Brittannië’, zegt Hans Schenk, economieprofessor aan de Universiteit Utrecht en gespecialiseerd in overnames en fusies. ‘Nu zijn Amerikaanse partijen erg actief en laten ze hun oog vaak vallen op Nederlandse bedrijven. Waarom ze hier shoppen? Omdat we door de bank genomen goede bedrijven hebben. Ze zijn efficiënt, innovatief en worden goed geleid. Bovendien is Nederland aantrekkelijk als vestigingsland. En hoewel er vaak kritiek op is, is het Nederlandse innovatieklimaat uitstekend. We staan tenslotte continu in de top vijf van meest innovatieve landen. Dat kunnen ze in Frankrijk of Groot-Brittannië niet zeggen.’

Tot zover het goede nieuws. De vele overnames in de hightech staan niet op zichzelf. Ook in andere sectoren wordt er de laatste anderhalf jaar met grof geld gegooid. Het begint erop te lijken dat de economie midden in een overnamegolf zit. Dat klinkt vrij onschuldig, maar pas op. ‘Sinds 1900 hebben we een stuk of zeven overnamegolven gezien’, vertelt Schenk. ‘En in die periodes leverde 65 tot 85 procent van de deals geen economische voordelen op voor de koper. Niet voor de aandeelhouders en niet voor de nieuwe eigenaar zelf. De verkopende partij profiteert er natuurlijk van, maar aan de kant van de overnemende bedrijven wordt vaak aandeelhouderswaarde vernietigd.’
Ruim twee derde van de nieuwe eigenaren heeft geen profijt van zijn aankoop, een schokkende constatering. Waarom trekken firma’s dan toch steeds hun portemonnee? Schenk concludeert dat er een flink dosis psychologie bij komt kijken. ‘Als bedrijven zien dat hun concurrenten overnames doen, durven ze niet achter te blijven. Want stel je nou eens voor dat de concurrent – tegen de statistieken in – een winstgevende overname doet.’ In zo’n hausse zijn bedrijven op de psychologische toer en rekenen ze onvoldoende door of een overname wel gunstig uitpakt. ‘Dat kunnen ze natuurlijk alleen als ze voldoende speklaag hebben om de verwachte tegenvaller op te vangen. Dus je ziet dat zo’n overnamegolf steeds wordt voorafgegaan door een bloeiperiode.’
Omdat de slagingskans zo klein is en de gespendeerde bedragen enorm zijn, kunnen al die besmettelijke overnames een desastreus effect hebben op de economie. De Universiteit Utrecht heeft berekend dat een overname-epidemie een economisch verlies oplevert van grofweg 1 procent van het bnp. ‘En dat is precies genoeg om een land in recessie te brengen’, weet Schenk. ‘We zien dan ook dat al die overnamegolven worden gevolgd door een recessie, of zelfs een crisis. Tussen half jaren negentig en het midden van de zero’s ging er drie tot vier biljoen euro per jaar om in fusies en overnames. Als daarvan minimaal twee derde mislukt, zit je op vijf keer het Nederlands bnp dat jaarlijks uit de wereldeconomie verdampt. Dat houd je niet lang vol.’ Schenk pleit daarom voor een systeem waarbij er beter wordt gecontroleerd op de baten voor de kopende partij.

Eigen benen
Nieuwe eigenaren prijzen hun aankoop altijd de hemel in en beloven te zullen investeren. ‘Dat is rationalisatie. De afdeling corporate communications probeert het verhaal voor de buitenwereld aanvaardbaar te maken, nadat op directieniveau een besluit is genomen’, meent Schenk. ‘Ik wil niet zeggen dat een overname nooit met de beste bedoelingen gebeurt – er zijn immers ook overnames die slagen – maar de kans is vrij groot dat een koper het deksel op de neus krijgt en een verkoper zijn mooie innovatie in de nieuwe onderneming ziet wegkwijnen.’
Doen bedrijven er daarom beter aan om op eigen benen te blijven staan? Schenk: ‘Je kunt op dit moment redelijk makkelijk aan geld komen, via private equity, via venture capital, via banken. Dat is het probleem niet. Maar voor veel ondernemers is de spanning eraf na de experimentele startfase. En als er dan iemand langskomt die veel meer biedt dan de geschatte waarde van je bedrijf, dan moet je verdomd stevig in je schoenen staan om nee te zeggen. Liever nu cashen dan over een paar jaar een mogelijk hogere opbrengst.’