Oud-Philips-president Jan Timmer betreurt de krimp van zijn geliefde bedrijf. In een boek schetst hij hoe het ook had kunnen gaan.
Met een boek doorbreekt oud-Philips-president Jan Timmer twintig jaar stilzwijgen. En lapt hij de ongeschreven regel aan zijn laars dat een topman na vertrek zich niet met zijn opvolgers bemoeit. Maar de inkrimping van Philips, zoals hij het in zijn ‘Die man van Philips’ nog tamelijk neutraal noemt, gaat Timmer te veel aan het hart om nog langer zijn mond te houden.
De voormalig topman stelt niet met de vinger te willen wijzen, maar zijn kritiek op de koers van Philips na hem is hard. Als een slappe twijg heeft de leiding het concern meegebogen met de druk van hebberige aandeelhouders, daarmee het belang van werknemers en samenleving verkwanselend. In de ogen van Timmer had Philips nu nog een groot concern kunnen zijn, met vertakkingen in verschillende markten – een bedrijf waar Brabant nog echt trots op zou kunnen zijn (al schrijft hij dat niet met zoveel woorden).

Verkwanseld
Dit Philips in een alternatief universum zou er ongeveer zo uitzien. De concernleiding is ingeruild voor een holdingstructuur, waarbinnen al dan niet beursgenoteerde divisies grotendeels hun eigen boontjes doppen. Wel is er een centrale researchorganisatie à la het Natlab, want daar gaat meer innovatiekracht vanuit dan van aparte r&d-afdelingen. Philips is nog actief in halfgeleiders, medische technologie, verlichting en misschien grote huishoudelijke apparaten, maar zou door goed ondernemerschap mogelijk ook nog nieuwe activiteiten hebben ontwikkeld.
Consumentenelektronica en componenten, daar laat ook dit Philips zich niet meer mee in. In de ce beschouwt Timmer de strijd tegen de Aziaten als hopeloos. Het onderdeel had uiterlijk in de jaren negentig al afgestoten moeten worden, maar het succes van de compact disc zat dat in weg, vermoedt hij. Components was ook ten dode opgeschreven nadat Philips zich te laat in de lcd-arena had gemeld. Hij had als president nooit geld in de platte schermen moeten steken, erkent Timmer.
Andere afgestoten activiteiten hadden best onder Philips-vlag kunnen floreren. Als het management zich maar niet had laten leiden door Amerikaanse modeverschijnselen en winst had gebruikt om te investeren, en niet om eigen aandelen in te kopen. Vijftien miljard euro heeft Philips daarmee verkwanseld, rekent Timmer voor. Daar kun je een heleboel dingen mee doen.
Mindset
Laat de man met het postuur van een tank en de bijnaam De Slager zich op zijn oude dag van zijn nostalgische kant zien? Een beetje wel. Ondanks zijn zakelijke schrijfstijl (hij nam geen ghostwriter in de hand) spat de liefde voor het bedrijf en zijn werknemers van de pagina’s. Hij spreekt regelmatig over ‘we’, ook als dat refereert aan een tijd waarin hij al weg was. Hij toont zich daarmee de laatste echte-Philips-topman.
Maar Timmer onderbouwt zijn kritiek met rationele argumenten en hij spaart ook zichzelf en het goede oude Philips niet. Bij zijn aantreden was Philips een in zichzelf gekeerd en zelfgenoegzaam bedrijf geworden, geeft hij Marcel Metze gelijk in diens boek Kortsluiting. Waar Philips is ontmanteld door winstbejag en kortetermijndenken, sloeg het bedrijf waar hij in 1990 aan het roer kwam te staan naar de andere kant door. Ook hekelt hij de logge structuur, bureaucratie en politieke spelletjes – des te meer reden om over te stappen op een holding.
Ook al schaart Timmer zich alsnog bij de horden treurende ex-werknemers, zijn analyse daarom is in de eerste plaats een aanklacht tegen de afslag die het kapitalisme heeft genomen. ‘Aandeelhouderswaarde is geen afgezonderd doel op zich, maar deel van een systeem van zorgvuldige, gebalanceerde afweging van belangen’, schrijft hij. Dat uitgerekend zijn Philips van die mindset is afgedreven, doet Timmer zeker weten pijn.