De droom van de nanotechnologie komt uit: er is een nanomachine gemaakt die moleculen in elkaar zet.
Als hij wat eerder was geweest, had hij misschien kunnen delen in de Nobelprijs voor de scheikunde, die vorig jaar werd toegekend aan pioniers van de moleculaire machines (onder wie de Nederlander Ben Feringa). David Leigh van de University of Manchester laat zijn nanoapparaatjes in elk geval veel complexere taken uitvoeren: de synthese van moleculen.
De nanomachine van Leigh en collega’s plukt bouwstenen uit oplossing en zet die om in een van vier mogelijke chemische verbindingen. Welke, dat kunnen de onderzoekers naar believen sturen via de omstandigheden die zij kiezen. Van volledige selectiviteit is geen sprake, maar in alle gevallen domineert een van de vier opties in het mengsel van verschillende reactieproducten dat ontstaat.

Deze prestatie haalt een debat op dat eind vorige eeuw in gang werd gezet door futuroloog Eric Drexler. Hoewel hij tegenwoordig door velen wordt beschouwd als geestelijk vader van het concept nanotechnologie, discussiëren wetenschappers tot op de dag van vandaag over elementen van Drexlers visie. In het bijzonder is vaak getwijfeld aan de haalbaarheid van nanomachines die moleculen in elkaar zetten.
De programmeerbare moleculaire assemblagelijn waarover Leigh in Nature publiceerde, kan worden beschouwd als het eerste primitieve, niet-biologische voorbeeld van zo’n nanosysteem. Een overwinning voor het ‘mogelijk-kamp’ dus, al is het te vroeg om te juichen. Zoals de Britten zelf erkennen, was er voor de nanomachine een flinke dosis geluk nodig: waarom zij doet wat zij doet, hadden ze van tevoren niet kunnen voorspellen.
Het zal daarom nog wel even duren voordat Drexlers nanomachines tot het standaardarsenaal van chemici en andere wetenschappers behoren.