Nieke Roos
16 March 2016

VDL heeft met collega-bussenbouwers Irizar uit Spanje, Solaris uit Polen en Volvo uit Zweden een overeenkomst gesloten om te komen tot een open laadprotocol voor elektrische bussen. Ook infrastructuurleveranciers ABB, met zijn Nederlandse divisie Elektrisch Laden (het voormalige Epyon), Heliox uit Best en Siemens hebben zich gecommitteerd. Doel is om de ingebruikname van elektrische bussen in Europese steden te vereenvoudigen.

De openbaarvervoerwereld begint langzaam warm te draaien voor elektrische bussen. Voor het opladen zijn alleen nog geen standaarden. Via de organisaties Cen-Cenelec (Europa) en Iso/IEC (internationaal) zijn de procedures daarvoor al wel opgestart, maar het zal minstens tot 2019 duren voordat die vruchten gaan afwerpen.

Steeds meer steden nemen echter nu al elektrische bussystemen in gebruik. Om hierop in te springen, hebben de vier bussenbouwers en de drie ontwikkelaars van laadinfrastructuur de krachten gebundeld. Het plan is om de gangbare en meest populaire interfaces toegankelijk te maken voor alle marktpartijen. Voor het nachtelijk opladen op het depot gaan ze voor een stekker en een protocol dat is gebaseerd op de CCS-snellaadstandaard voor auto’s. Onderweg ‘bijtanken’ willen ze doen terwijl de bussen stilstaan bij haltes; via een pantograaf, contactplaten en draadloze communicatie maken de voertuigen dan automatisch verbinding met de laadinfrastructuur.

De alliantie streeft naar maximale betrouwbaarheid, compatibiliteit met alle busmerken en laadsystemen, en uiteindelijk een gemeenschappelijke standaard voor Europa. De leden zijn al nauw betrokken bij het Europese standaardisatieproces en zullen ervaringen gaan uitwisselen met Cen-Cenelec en Iso/IEC. Andere busfabrikanten en leveranciers van laadsystemen kunnen zich aansluiten bij het samenwerkingsverband.