Eppo_Bruins

Eppo Bruins is lid van de Christenunie-fractie in de Tweede Kamer en voormalig directeur van STW.

11 April 2017

Nederland is een kenniseconomie. Al jaren wordt dat gepredikt. Maar wat betekent dat eigenlijk? Het is een abstract begrip dat niet goed gedefinieerd is en ook moeilijk meetbaar. Het betekent zo ongeveer dat veel van de economische waarde die wij creëren, gebaseerd is op kennis. Maar wat wordt dan bedoeld met kennis?

Zo’n dertig procent van de bevolking in Nederland is hoogopgeleid en onder jongeren stijgt dat al ras naar de helft. Veel in onze maatschappij is erop gericht zo veel mogelijk hoogopgeleiden te genereren, als een doel op zich: een basisschool die bij de eindtoets onder het landelijk gemiddelde scoort, wordt na een paar jaar een ‘zwakke school’. Mbo’ers moeten kunnen stapelen, zodat ze op het hbo of nog verder kunnen komen. De associate degree maakt het voor hen nu aantrekkelijker om toch ook een hbo-diploma te halen. Het moet steeds hoger.

Ik denk dat we hier een denkfout maken. Een kenniseconomie genereert alleen daadwerkelijk economische meerwaarde wanneer je slimme, complexe producten kunt maken (die anderen niet kunnen maken) en die kunt exporteren. De maakindustrie genereert zo’n zeventig procent van de Nederlandse exportmeerwaarde. Toch werkt daar nog niet twintig procent van onze beroepsbevolking.

Om die slimme producten te kunnen maken, heb je niet steeds meer hoogopgeleiden nodig maar mensen over de hele keten (mbo’ers, hbo’ers en academici) die een relevant vak hebben geleerd. Dan heb je dus heel veel aan fijnmechanici, informatici, elektrotechnici en wiskundigen. Zij voegen waarde toe aan de kennisketen. Maar de grote hoeveelheid hoogopgeleide bedrijfskundigen, psychologen, pedagogen en economen dragen (laat ik het vriendelijk zeggen) slechts zeer indirect bij aan de exportmeerwaarde van onze kenniseconomie.

 advertorial 
Microchip

Device lifecycle management for fleets of IoT devices

Microchip gives insight on device management, what exactly is it, how to implement it and how to roll over the device management during the roll out phase when the products are in the field. Read more. .

Het gaat er dus om dat je echte producten ontwikkelt. Die kun je soms aanraken (wafersteppers) en soms niet (energiebesparingsapps). Maar het kenmerk is: ze bevatten slimme kennis en worden gebouwd door vakmensen. Daarbij is het belangrijk dat je slimme producten maakt waarvan je de ontwikkeling en productie niet zomaar in een ander land kunt zetten omdat de hele kennisketen als ecosysteem hecht moet samenwerken. Daarin is ons land sterk! Met het verkopen van verzekeringen en hypotheken houden we ons land in de eenentwintigste eeuw niet draaiende.

Hoogste tijd dus dat we stoppen met denken in hoog- en laagopgeleiden en dat we komen tot een nieuwe waardering van vakmanschap. Graag zou ik zien dat we vakmensen die direct en praktisch bijdragen aan slimme producten, op elk opleidingsniveau, weer gaan waarderen en erkennen. Dat betekent dat we van jongs af aan moeten werken aan een enorme cultuuromslag. Op de basisschool moet meer aandacht komen voor praktische vakken. Daarvoor hebben we meer meesters voor de klas nodig en een heel andere kijk op didactiek en eenentwintigste-eeuwse vaardigheden.

Ook moet er veel meer flexibiliteit komen in schoolsoorten. Waarom is er wel een havo maar niet een vhbo? Op zowel de basisschool als op het havo/vwo krijg je nu alleen maar theoretische kennis en geen beroepsvoorbereidende vakken. Hogeropgeleiden krijgen vanaf de middelbare school alleen maar algemene vorming. Een havist die metaal wil leren bewerken: het kan niet! Maar een vmbo’er die een extra theoretisch vak op havo-niveau wil doen: dat kan wel – dát heet flexibiliseren en daarover wordt tot in de Tweede Kamer gesproken.

De cultuuromslag die we nodig hebben, is dat mensen er weer eer in leggen dat ze een vak hebben geleerd, dat ouders er weer trots op zijn dat hun kind iets kán. Hiervoor is een flinke dosis realiteitszin nodig. We moeten afkomen van die rare neiging om te praten over dat je naar het havo/vwo ‘mag’ en naar het vmbo ‘moet’. Ouders stellen alles in het werk om ervoor te zorgen dat hun kind tenminste een havoadvies krijgt. We moeten minder talig onderwijs geven en een veel bredere waardering van talenten krijgen. Wie kan er timmeren? Wie weet dat je een schroef rechtsom erin draait? Wie kan een firewall bouwen? Wie kan een sleuf frezen? Jij? Dan ben jij vanaf de nu held van de klas!