Wiskunde, natuurkunde, scheikunde, biologie: dat is de hiërarchische opbouw van systemen in de wetenschap waar ik mee opgevoed ben in mijn opleiding. Toen ik op het Natlab van Philips ging werken, werd deze hiërarchie vervangen door een andere, die haar weerslag vond in de organisatiestructuur. Deze was ingedeeld in drie hoofdgroepen: Materialen, Componenten en Systemen. Promotie maken, aan de professionele en aan de managerial kant van de carrièreladder, deed je meestal ook langs die as van toenemende complexiteit.
Toen ik leider werd van de groep die zich bezighield met de basisprincipes van stroming, warmte en breukmechanica, was het voor alle betrokkenen duidelijk dat we vooral op het hoogste niveau systeemverantwoordelijkheid moesten nemen als we een beetje lol wilden hebben: we moesten kennis en ideeën genereren voor producten die aansloten bij de strategie van Philips. Dat paste van nature ook goed bij een collectief van ingenieurs. Die willen iets concreets maken, iets tastbaars.
Zo hebben we als groep het voortouw genomen in het maken van werkbare prototypes van een flexibel display (gebaseerd op kennis in breukmechanica), een kleureninkjetprinter voor polymere lcd-schermen (vloeistofdynamica), een microcontactprinter voor (grove) nanometerpatronen (vloeistofdynamica, materiaalgedrag), een autonome stofzuigerrobot (luchtstroming) en een zoömorfe interface om te interacteren met gebruikers van consumentenelektronica. Deze interface had de vorm van een (gele) kat en noemden we Icat. De Icat-ontwikkeling was uiteindelijk niet gebaseerd op een van de oorspronkelijke disciplines, maar kwam voort uit concepten die we hadden bedacht voor de stofzuigerrobot.
Deze herinneringen uit een ver verleden met betrekking tot de hiërarchie in wetenschap en techniek kwamen boven bij het lezen van het uitstekende artikel van Ger Schoeber over systeemarchitecten in Bits&Chips afgelopen mei. Voor hightech apparatuur geldt hetzelfde als voor complexe organisaties of huizen en gebouwen: of iets voldoet aan de hoge verwachtingen en dus veel geld oplevert, begint en eindigt met de juiste systeemarchitectuur. Dit lijkt een vanzelfsprekendheid, maar er zijn genoeg hightechbedrijven waar het niet op het hoogste niveau is geborgd, is mijn ervaring.
De senior systeemarchitect (ssa) is een van de belangrijkste personen voor de innovatie en continuïteit van het bedrijf. Zoals in het Cafcr-model van Gerrit Muller naar voren komt, moet de ssa een grondige kennis hebben van de (toekomstige) functie en toepassing van de producten bij de klant, van de systeemarchitectuur en van de onderliggende technologieën. Daarnaast moet hij/zij zonder directe zeggenschap een breed scala aan stakeholders op één lijn kunnen krijgen. Het moge helder zijn dat dit een functie betreft boven aan de professionele kant van de carrièreladder in r&d en dat de ssa aanzienlijk moeilijker te vervangen is dan een manager.
De meest herkenbare randvoorwaarde die Ger Schoeber beschrijft waar een ssa rekening mee moet houden, is de keiharde deadline van de beursintroductie. Hightech-machinebouwers bestaan bij de gratie van beurzen. Of het nu gaat om medische apparatuur, elektronenmicroscopen of eiersorteersystemen, de marktleiders of zij die dat willen worden, moeten op de jaarlijkse wereldwijde beurs hun nieuwe producten introduceren. Marktleiderschap in deze wereld is innovatieleiderschap. En na de marktintroductie verwachten klanten de nieuwe producten ook te kunnen bestellen.
Naast alle conceptuele inzichten die een ssa wil doorzetten om bijvoorbeeld herbruikbaarheid, maakbaarheid of onderhoudbaarheid veilig te stellen, vereist dit een grote mate van ervaring en pragmatisme om met haalbare oplossingen te komen die niet te veel technische schuld doorschuiven naar de toekomst. Wanneer dit lukt, zijn er weinig resultaten zo bevredigend als snel toenemende verkoopaantallen van jouw product.