30 June 2006

Begin juni presenteerde staatssecretaris Mark Rutte de nieuwe Wet op Hoger Onderwijs en Onderzoek. 13 juni ging de Tweede Kamer akkoord, waardoor de nieuwe wet in 2007 ingaat. De meest opzienbarende wijziging is dat overheid zich terugtrekt en marktwerking een grote rol laat spelen in het onderwijs. Daarvoor heeft Rutte het concept van leerrechten in het leven geroepen, persoonsgebonden tegoeden voor het volgen van onderwijs tegen een vast bedrag. Studenten kunnen deze eenvoudig kunnen meenemen naar andere onderwijsinstellingen. Zijn de leerrechten op, dan mag de hogeschool of universiteit zelf de hoogte van het collegegeld bepalen. Tot 2012 staat hier een maximum van 3 duizend euro voor. Rutte had deze grens in 2010 gelegd, maar de Tweede Kamer stak hier een stokje voor. Een andere wijziging die de fracties van CDA, D66 en PvdA bewerkstelligden is dat de leerrechten per maand zijn in te zetten. In het oorspronkelijk voorstel werden de student en de onderwijsinstelling steeds per half jaar bekostigd. Omdat de instellingen hun vergoeding per jaar krijgen kost de wijziging 45 miljoen extra.

Rutte wil met de leerrechten twee dingen bereiken. Ze moeten studenten stimuleren hun tijd optimaal te gebruiken omdat ze anders tegen hoge kosten aanlopen. Daarnaast moeten onderwijsinstellingen beter hun best doen om de student te behouden omdat deze eenvoudig kunnen overstappen naar concurrenten.

De rechten zijn geldig voor de duur van de studie plus een jaar uitloop in zowel de bachelor- als de masterfase, en dat is een doorn in het oog van studentenorganisaties. Het volgen van twee masters, extracurriculaire activiteiten en buitenlandse stages komen volgens hen in de knel. Bovendien zouden studenten eerder een makkelijke studie kiezen en dat staat haaks op de doelstelling om de kwaliteit van het hoger onderwijs te verhogen. De studentenvakbond LSVb stelt ook het feit dat privaat onderwijs niet wordt bekostigd uit de leerrechten aan de kaak, terwijl het ISO zich zorgen maakt over het ontbreken van financiering voor schakelprogramma‘s tussen deelopleidingen. Volgens het ISO ’zullen de beoogde idealen zeker niet met deze regelgeving worden gerealiseerd.‘ Deze twee organisaties schreven op 6 juni samen met universiteitenvereniging VNSU een open brief naar de Tweede Kamer om tegen de wet te protesteren. ’Onder de modieuze vlag van marktwerking wordt studeren steeds meer consumeren en de student onderwijsconsument. Met de werkelijkheid van universiteiten, met het opleiden van jonge mensen voor de wetenschap, met bevlogen en betrokken docenten of excellent onderwijs heeft dit alles niets te maken‘, staat hier onder meer in te lezen.

De HBO-raad is wel voorstander van de leerrechten maar vreest voor ’een chaos‘ door de wijzigingen die de Tweede Kamer aanbracht in het voorstel. ’Flexibiliteit dreigt te ontaarden in onsamenhangende onderwijsprogramma‘s‘, schrijft de Raad in een persbericht. Een half jaar zou een veel betere balans zijn tussen flexibiliteit en continuïteit. Zowel de universiteiten als de hogescholen vrezen voor een toename aan bureaucratie met de nieuwe wet.

De VSNU is ook niet blij met de mogelijkheid voor hogescholen om wetenschappelijk titels te verlenen. HBO‘ers die tijdens hun studie aan onderzoek hebben gedaan kunnen de toevoeging ’of science‘ of ’of arts‘ krijgen. Volgens Rutte is deze titulatuur nodig voor vergelijking met buitenlandse opleidingen. Het vermelden van de afstudeerrichting op het diploma moet het onderscheid met universitaire opleiding duidelijk maken en daarmee het binaire stelsel in stand houden.