De afgelopen tien jaar zijn zowat alle computers ter wereld met het internet verbonden. Dit leverde een stortvloed van nieuwe diensten en producten op, inclusief een heuse internetbel. Dat internet is in zijn opzet geslaagd wat betreft bereikbaarheid en informatievoorziening voor iedereen. Wanneer je kijkt naar efficiëntie en betrouwbaarheid is het matig tot soms zeer slecht. Metingen wijzen uit dat het het slechtste kanaalmodel ter wereld is. Het is nu tijd om te gaan netwerken in een meer gedifferentieerde vorm. Er komen nieuwe varianten aan die ons leven eveneens gaan veranderen: de sensornetwerken. De voorboden dienen zich nu al aan via de GSM-telefoon en RFID.
RFID-technologie maakt het mogelijk om voorwerpen elektronisch te identificeren. Dit leidt tot grote mogelijkheden voor logistiek en transport, omdat goederen en producten nu gedurende hun productie- en afleverproces kunnen worden gevolgd. Wanneer het product complexer van aard is, is het voordeel minder prominent, zij het dat dezelfde technologie voor de onderdelen weer veel zin heeft. Mijn laatste computeraanschaf was nog een drama. Ik kon alles volgen van de productie. Heel frustrerend als je ziet dat ze de verkeerde delen monteren of als deze juist niet aanwezig zijn met een enorme vertraging tot gevolg.
Dit concept van ’het kunnen kijken‘ in het logistieke proces kan nog verfijnder en dat maakt het veel interessanter. In plaats van een ID-label sturen we intelligente meetsystemen op pad met sensoren die beeld, geluid of data kunnen meten. Dit leidt tot wat de visionairs sensornetwerken noemen. In ultieme vorm is dit een enorme verzameling embedded systemen die met elkaar meten en communiceren en wellicht later zelfs deduceren en concluderen.
Laten we de kracht hiervan eens illustreren met enkele voorbeelden. Een colonne vliegende camera‘s brengt onbemand de illegale praktijken van een groep of land in kaart. Als er een camera uitvalt, is dat geen probleem. Het netwerk detecteert dit en herpositioneert zich vanzelf. De verkenner wordt sensor en wellicht later politieagent of soldaat.
Opnieuw kijkend naar productie wordt de toepassing de droom van elke werkgever. Sensornetwerken meten waar de productie stokt. Valt er iets uit, dan neemt een andere sensor het werk over en een controle-eenheid optimaliseert de voortgang opnieuw. De werknemer die de machine bedient, is grotendeels overbodig.
Een derde voorbeeld is netwerken op een chip. In plaats van een grote rekeneenheid past een heel leger van processors op een chip, gearrangeerd in de vorm van een netwerk. Het rekenwerk wordt op een zo gunstig mogelijke manier verdeeld, zodanig dat bijvoorbeeld de maximale doorvoersnelheid gehaald wordt of een minimaal vermogensverbruik.
Wat betreft netwerken ontstaat een nieuwe dimensie: dat van zelfinstellende en zelfconfigurerende netwerken. Bovendien kan het concept generiek zijn voor verschillende typen sensoren. Dit leidt weer tot algemene netwerkeenheden die zich als eenheid bekend kunnen maken en zich kunnen handhaven in een groter geheel. Het ontwerpen van besturingen voor grote hoeveelheden sensoren of embedded systemen is een aparte tak van sport. Wellicht kunnen we hier veel leren van netwerkspeltheorie. Elke speler op het internet is tenslotte te zien als een sensor met embedded systeem. Noord-Brabant test nu een systeem dat via UMTS de verkeersstromen in kaart brengt aan de hand van verplaatsing van gsm‘etjes in de auto. Straks beslist het netwerk of uw camera aangaat, kijkt mee waar u bent en beslist of uw bijdragen nog zinvol zijn. Uiteindelijk zijn we allemaal een sensor in een netwerk.