Een teamleider vraagt:
Bij een van onze komende projecten gaan we samenwerken met een buitenlandse partij. Ik ga wekelijks contact onderhouden met een vaste medewerker bij dit bedrijf. Daar zie ik tegenop, want hij komt uit een andere cultuur. Mijn ervaring is dat cultuurverschil nogal eens voor misverstanden zorgt en dat leidt dan weer tot ongewenste vertragingen in het project. Hoe kan ik dergelijke communicatieproblemen vermijden?
De communicatietrainer antwoordt:
Werken met collega’s van een buitenlandse partij geeft een extra dimensie aan samenwerken. Jij denkt: ‘Waarom loopt het nu niet lekker?’; zij denken: ‘Rare jongens, die Nederlanders.’ Geen rekening houden met de verschillen leidt vroeger of later tot strubbelingen. Simpelweg omdat je dan voor verrassingen komt te staan.
Om voor iedere cultuur een korte handleiding te geven, voert hier te ver. De Nederlandse wetenschapper Hofstede geeft een aantal belangrijke aspecten waar je op kunt letten. Hij benoemt vijf dimensies aan de hand waarvan je een cultuur kunt beschrijven.
Nummer een: power distance. Machtsverschillen in Nederland zijn bijzonder klein ten opzichte van andere landen. Dit uit zich bijvoorbeeld in onze bijna natuurlijke aversie tegen autoriteit. En we hebben daar ook een goed verhaal bij: het moet immers om de inhoud gaan. In de praktijk leidt dit tot een bijzonder egalitaire manier van organiseren en het openlijk kritisch durven zijn naar je meerdere (oei, vies woord). Eigenlijk verwachten we vanaf de basisschool al dat je kritische vragen stelt bij alles wat je hoort. Je moet zelf nadenken en verantwoordelijkheid nemen. Wanneer je chef dus met een idee komt, stel je als vanzelf de vraag of dat nou wel het beste idee is. Het positieve hiervan is dat het idee vaak verbetert, het negatieve is dat het kan vertragen.
Kortom: als Nederlandse werknemer ben je kritisch naar alles en heb je veel vrijheid om eigen beslissingen te nemen. In veel culturen om ons heen is dit precies andersom. Een werknemer in China zal zich altijd afvragen wat zijn baas ervan vindt en hem het laatste woord geven. Een afspraak tussen jou en de werknemer stelt dus niet zo veel voor als de chef dit niet afdekt. Zorg dus dat je zijn baas erbij betrekt.
Dimensie twee: individualism. In welke mate ervaar je jezelf als individu of als onderdeel van een gemeenschap? Nederlanders zijn hoog individualistisch. Anders zijn is gewoner dan in veel landen om ons heen. Dit zie je terug op de werkvloer, bijvoorbeeld in hoeverre je jezelf kwetsbaar durft op te stellen in de ogen van je collega’s. Durf je te zeggen dat je het niet weet of dat je een afwijkende mening hebt dan de rest, zonder je daarvoor te schamen? Een collega uit Japan zul je open vragen moeten stellen (‘Hoe ga je het aanpakken?’). Wacht en luister naar wat hij zegt en vooral niet zegt. Een duidelijk nee zul je minder snel te horen krijgen. Vanuit zijn oogpunt zou jou dat in een ongewenste, ongemakkelijke situatie brengen.
Derde dimensie: masculinity/feminity. Hoe masculiener een cultuur, hoe meer competitief en hoe belangrijker het is dat je de beste bent op je werk. In Nederland ligt het accent op werken om te leven, niet andersom.
De vierde dimensie: uncertainty avoidance. Dit gaat om de mate waarin mensen onzekerheid accepteren en omgaan met dingen die anders lopen dan gepland. De collega uit India zal niet opschrikken van een verandering. Dat kan anders zijn met een Duitser.
Tot slot dimensie vijf: long-term orientation. Hierbij draait het om de mate waarin je gaat voor winst op korte termijn of voor het langdurig voortbestaan van het bedrijf. Amerikanen stellen vaak kortetermijndoelen; effecten op lange termijn laten ze sneller buiten beschouwing. In Japan hebben ze juist vooral oog voor het voortbestaan op de lange termijn. Een wat fatalistische houding kan het gevolg zijn.
Zoveel mensen, zoveel gezichten. Het verdient zich terug om je te verdiepen in de cultuur van mensen waarmee je zaken doet.