Een van de meest onheilspellende economische ontwikkelingen van 2017 was de aankoop van supermarktketen Whole Foods door Amazon. We zagen het al een paar jaar aankomen en nu is het dan echt begonnen: techgiganten die hun enorme financiële reserves en macht op internet aanwenden om nieuwe markten te veroveren.
Als ze hierheen komen, staat Europa even machteloos als soldaten te paard tegen een Apache-helikopter. De Verenigde Staten hebben Amazon, Apple, Facebook, Google (eigenlijk: Alphabet) en Microsoft, China heeft Alibaba, Baidu en Tencent. Europa moet het doen met Skype (gekocht door Microsoft) en Spotify.
Zeker een land als Nederland rolt in feite de rode loper uit voor de buitenlandse mogendheden. Snelle netwerken, goede dekking en een bevolking die gretig gebruikmaakt van internetdiensten. Maar we surfen vooral naar de servers van Amerikaanse bedrijven.
Het lijkt ons weinig te deren. We geven onze aandacht en data zonder morren weg. Deze redacteur wilde niet wachten tot Google zijn slimme speaker uitbrengt in Nederland en haalde er een uit Duitsland. Bedrijven voelen wel nattigheid, maar kunnen zich niet ontworstelen aan oude denkpatronen. In Nederland is de grootste internetwinkel in handen van een supermarkt.
Niet alleen retailers en dienstverleners moeten zich zorgen maken. Ook delen van de Europese maakindustrie hebben ongedekte flanken. Philips moet het opnemen tegen Apple en Google in de persoonlijke gezondheidszorg. De auto-industrie dreigt een leverancier te worden van Uber – als Tesla of Tencent hen niet voor is. Amerikaanse en Chinese kunstmatige breinen staan te trappelen om het werk van Europese software-ingenieurs over te nemen.
Hoe heeft het zover kunnen komen? Economen geven doorgaans de gefragmenteerde Europese markt de schuld. Amerikaanse en Chinese ondernemers kunnen zonder al te veel moeite hun producten lanceren voor tientallen, zo niet honderden miljoenen mensen. In de verre van naadloze Europese interne markt is het veel moeilijker om een groot publiek te bereiken. Zelfs op internet, vraag maar aan Spotify.
Maar dat kan niet de enige verklaring zijn. Waarom zou Google niet geboren kunnen zijn in een land als Duitsland? De thuismarkt is groot genoeg en aan vernuft geen gebrek. Onderzoeken laten zien dat Duitsers net als de meeste Europeanen simpelweg minder geneigd zijn een bedrijf te beginnen. Onder de bedrijven die de startupfase doorkomen, zitten minder snelle groeiers – en alleen snelle groeiers maken kans een mondiale speler te worden.
Alléén inzetten op verdergaande Europese integratie helpt niet meer om de aanvallen af te slaan. Amerikaanse en Chinese bedrijven profiteren daar net zo veel van. Maar in combinatie met een eclectische strategie die de knelpunten in de Europese economie simultaan adresseert, kunnen we wel een vuist maken.
De huidige aanpak van de Europese Commissie schiet daarin tekort. Met Horizon 2020 probeert zij meer economische impact van research en ontwikkeling te organiseren vanuit de gedachte dat leiderschap in innovatie vanzelf leiderschap in industrieën creëert. Maar daarvoor is veel meer nodig. Het anti-industriële sentiment (‘we gaan leven van diensten’) dat heerste in de periode waarin de Amazons en Google’s hun rijken opbouwden, moet op zijn kop. Er moet een pan-Europees industrieel masterplan komen.
De ondernemerszin moet worden gestimuleerd. Startups moeten een speciale status krijgen, met bijvoorbeeld ontheffingen in het ontslagrecht. Faillissementen moeten soepeltjes worden afgehandeld en nieuwe pogingen niet in de weg staan. Talent moet hierheen worden gehaald. Hiaten in de kapitaalverschaffing moeten worden opgevuld. Brussel moet helpen markten te ontwikkelen. Regelgeving moet worden geharmoniseerd en vereenvoudigd.
Meer integratie en meer supranationale regie: het zijn politiek moeilijk verkoopbare maatregelen in tijden waarin nationalistische sentimenten oplaaien. Maar doen we het niet, dan kunnen we ons beter voorbereiden op een toekomst als openluchtmuseum.