Met 4,4 miljard euro besteedt de Nederlandse overheid in 2016 zo‘n vierhonderd miljoen euro minder aan onderzoek dan dit jaar en zevenhonderd miljoen minder dan in 2010. Ook als de crisismaatregelen van 2009 en 2010 niet worden meegerekend, is er nog sprake van een daling van ruim 540 miljoen euro. Dat heeft het Rathenau Instituut berekend.
De daling is groter dan bleek uit een inventarisatie van vorig jaar, toen de invulling van het regeerakkoord nog niet helemaal bekend was. Een deel van de afname wordt gecompenseerd door belastingvoordeel voor innoverende bedrijven, maar die mogen volgens internationale afspraken niet tot overheidsuitgaven voor R&D worden gerekend. Naar schatting geeft het Rijk over vier jaar 0,69 procent van het bbp uit aan R&D, tegen 0,91 procent in 2010. Het Europees gemiddelde (EU-27) in 2010 bedroeg 0,76 procent.
De zwaarste klappen vallen bij instituten voor toegepast onderzoek. Zij worden gekort op hun subsidie of ze moeten helemaal op eigen benen gaan staan. TNO moet het met 35 miljoen euro minder doen, ECN met dertig miljoen minder en het Nationaal Lucht- en Ruimtevaartlaboratorium met elf miljoen minder. Point-One en het Holst Centre krijgen helemaal niets meer. De eerste organisatie gaat echter door onder de vleugels van de topsector Hightech Systemen en Materialen, voor de tweede wordt een oplossing gezocht (zie Bits&Chips 1, 2012). Universiteiten krijgen juist iets meer: de eerste geldstroom stijgt van 2,3 miljard euro dit jaar naar 2,4 miljard in 2016.