René Raaijmakers
26 June 2006

Na een forse reorganisatieslag verwacht Philips Applied Technologies dit jaar break-even te draaien. De technologie die het onderdeel ontwikkelt, is nog steeds cruciaal voor verschillende divisies. Maar met de wind van open innovatie in de zeilen mag Apptech de buitenmarkt op. ’Wij willen meer extern doen‘, zegt Cees van Uijen, die sinds vorig jaar zomer de scepter zwaait over het bedrijfsonderdeel.

De Philips-activiteiten Digital Systems Lab (PDSL) en het Centrum voor Fabricagetechnologie (CFT) ervoeren het afgelopen decennium als geen ander de turbulentie van de markt. CFT verloor zijn oorspronkelijke functie als leverancier van technologie voor fabricage- en productiemachines. Traditionele grootafnemers als Consumer Electronics gingen alles tussen R&D en marketing uitbesteden. Het werk van PDSL voor Philips CE en Semiconductors werd minder omdat CE meer en meer R&D in Singapore deed. Beide ontwikkelen momenteel veel software in het Philips Innovation Center in Bangalore, India.

Voor CFT werd de spoeling steeds dunner. Talrijke productgerichte activiteiten die voor Philips niet langer tot de kern behoorden, verlieten de afgelopen decennia het moederschip, werden verkocht of klaargezet voor verzelfstandiging. Bedrijven als ASML, Assembléon, Neways en Nyquist hebben hun wortels in de productietechnologie van Philips. De kennis van CFT en PDSL bleef echter van strategisch belang.

Philips‘ technologiebaas Ad Huijser greep twee jaar geleden in om de sterk gekrompen activiteiten aan te passen aan hun nieuwe functie. Om synergie te bereiken en om overheadkosten te besparen, voegde hij CFT en PDSL per 1 januari 2005 samen tot Philips Applied Technologies. In de reorganisatieslag daarna liep het aantal medewerkers terug van vijftienhonderd naar ruim elfhonderd. Naast de vaste mensen biedt Applied Technologies ook nog werk aan 200 tot 250 inhuurkrachten, voornamelijk in de embedded-softwareontwikkeling. Het goede nieuws: de organisatie, die in de wandelgangen inmiddels Philips Apptech heet, verwacht dit jaar voor het eerst weer break-even te draaien.

Vorig jaar vroeg Philips‘ technologiebaas Ad Huijser aan Cees van Uijen of hij de Apptech-kar wilde gaan trekken. Na bijna zes jaar als CTO bij Philips Optical Storage had Van Uijen daar wel oren naar. ’Bij POS zat ik in een boeiende omgeving met een hoop technologie‘, zegt de nieuwe directeur over zijn overstap. ’De businesskant van Apptech trok me. Daar had ik eigenlijk al zes jaar ervaring mee, want mijn CTO-rol bij POS was sterk organisationeel. Applied Technologies is geen echte businessgroep, maar wel zo georganiseerd. Het gaat om winst en verlies. We hebben geen kostenbudget zoals Research of Intellectual Property & Standards. Wij bedienen de divisies en externe klanten met technologie en horen daar ons geld mee te verdienen. Last but not least: een team en organisatie leiden heb ik als aardiger ervaren dan staffuncties.‘

Cees van Uijen is fysicus. Hij studeerde natuurkunde aan de Universiteit van Utrecht en koos na zijn promotie voor het Philips Natuurkundig Laboratorium. Op het Natlab werkte hij aan MRI en optische recording. Later was hij als researchmanager verantwoordelijk voor de ontwikkeling van dataopslag en steppertechnologie. Nadat hij eind 1999 CTO was geworden bij POS, werkte hij daar aan DVD+Rewritable en de ontwikkeling van Blu-ray.

Bloedgroepen

Applied Technologies maakt deel uit van Philips Corporate Technologies, een bedrijfsonderdeel waaronder ook Philips Research en Intellectual Property & Standards vallen. Van de 2,5 miljard euro die er binnen Philips per jaar aan R&D worden besteed, leggen de divisies voor ongeveer 120 miljoen euro bij Van Uijen en de zijnen neer.

Apptech heeft tien onderzoekprogramma‘s waaraan de bloedgroepen nog goed zijn te herkennen. Uit CFT zijn afkomstig Mechatronica, System-in-Package (op kleine schaal samenbouwen van diverse componenten zoals IC‘s, sensoren, leds, enzovoorts), Slimme Sensorsystemen, Industrialisatie en Industriële Consulting en Milieu. Uit PDSL komen de programma‘s Datastromen en Opslag, Eind-tot-eindsystemen, Audio, Video en EMC en Koeling. Van Uijen bekijkt momenteel hoe hij deze verschillende activiteiten kan clusteren. ’Dat gaat waarschijnlijk wel gebeuren.‘

Applied Technologies is opgezet om deze kennis en technologieën voor meerdere klanten beschikbaar te maken. ’Wij kunnen technologieën leveren die voor de productdivisies zelf niet in stand te houden zijn, omdat dan het volume subkritisch zou zijn. Maar zodra we op een terrein slechts voor één klant werken, dan kaarten wij aan of ze de mensen niet willen overnemen. Want dat is goedkoper voor ze. We stoppen ook wel eens zaken waar geen behoefte meer aan is.‘ Grootste gemene deler: het onderzoek van Apptech is meestal van groot belang voor de business van de productdivisie of externe klanten. Er is nooit sprake van langetermijnonderzoek. ’Het moet binnen afzienbare tijd naar de markt kunnen.‘

0662612522200
’De vraag is hoeveel klanten en partners er in deze regio nog meer zijn naast de belangrijkste klanten ASML, FEI en Océ‘

System-in-package is een aardig voorbeeld van technologie waarvan meerdere divisies de vruchten plukken. Apptech doet op dat gebied ontwikkeling voor Philips Licht, Medical Systems en Semiconductors. ’Het is een ruim begrip, maar in specifieke system-in-package-technologie zijn we redelijk bedreven. Dat komt ook door onze geschiedenis in procestechnologie voor fabricage. We hebben dat op tijd opgepakt en we denken dat daar meer vraag komt. Het werk dat we voor Licht, Medical Systems en Semiconductors doen is heel verschillend. Het loopt uiteen van detectoren tot sensoren erbij en moleculaire diagnostiek. Het is typisch iets wat je voor meer partijen doet. Het is infrastructuurgevoelig, je hebt cleanrooms en machines nodig. Het is eigenlijk een verzameling van een hele hoop aparte technologieën zoals laserlassen, lasersnijden, lijmen, opdampen, vacumeren, sputteren en een beetje mechanica en mechatronica. Van alles en nog wat.‘

Single digit

Philips Applied Technologies haalt een vijfde van zijn omzet (totaal zo‘n 150 miljoen euro) buiten Philips. De rest komt geheel van de productdivisies. Vorig jaar draaide Apptech nog verlies. In Philips‘ jaarverslag over 2005 werden deze cijfers niet apart genoemd. Van Uijen geeft aan: ’Het was single digit, minder dan 10 miljoen euro. Het jaar is nog niet voorbij, maar ik verwacht dat we in 2006 break-even draaien.‘

De verbeterde resultaten komen door het verminderen van het aantal medewerkers, maar ook door het aantrekken van de markt. ’We doen dat in alle rust. Je hebt ons niet in de krant zien staan en er zijn ook geen mensen ontslagen.‘ Wel gingen er mensen naar andere Philips-onderdelen en een aantal ging met vervroegd pensioen. In totaal krompen de activiteiten van vijftienhonderd (ten tijde van de eerste discussies over samenvoeging, midden 2004) tot ruim elfhonderd mensen.

Van Uijen: ’We proberen het break-evenpunt nog verder te verlagen door de verhouding werk-personeel te verbeteren. Dat kan met meer werk, maar ook door met contractanten en samenwerkingen flexibeler te worden. We zitten aardig vol hoor, want het trekt goed aan, maar we zouden best nog beter kunnen als we met contractors gewiekster leren werken. Dat moeten we allemaal leren en daar zijn we mee bezig. Ook neemt het aantal medewerkers nog her en der op een natuurlijke manier wat af. Het is niet zo dat de deur dicht is en er niemand meer in kan. We nemen geregeld mensen aan, versterken onderdelen, maar netto krimpen we nog een beetje.‘

Naar buiten

Philips Applied Technologies kijkt nu nadrukkelijk naar buiten voor meer business. De externe klantenkring, die nu 20 procent van de omzet uitmaakt, mag groeien. Dat zal met de verzelfstandiging van Philips Semiconductors vanzelf gebeuren, maar er waait ook een nieuwe wind van open innovatie. In het begin van dit decennium werd CFT overigens al veel vrijer gelaten op de externe markt, maar technologiebaas Ad Huijser stelde wel zijn eis van ’waardecreatie voor Philips‘.

Begin 2003 vroeg Huijser zich in dit blad nog af of een grote buitenmarkt wel verstandig was. ’Onze onderzoekers mogen best voor derden werken, zoals we nu al doen voor ASML. Maar dat kan nooit een heel groot deel van je organisatie zijn, want dan wijk je toch af van je oorspronkelijke missie en dat is nu eenmaal waarde creëren voor Philips. Dat doe je door te innoveren voor het bedrijf. Bij hele specifieke activiteiten zoals bij CFT en in Research kun je daar hier en daar best een vraagteken bij zetten of dat wel verstandig is.‘

In het gesprek met Bits&Chips waarschuwde Huijser voor expansie ’alleen om de buitenmarkt te bedienen‘ als die niet bijdroeg aan de kernkennis van Philips. Bits&Chips vroeg destijds nog of de focus van CFT voornamelijk op Philips zou moeten blijven liggen. Huijser antwoordde daarop: ’Dat vind ik wel. Ik zie geen reden om het anders te doen.‘

Met de komst van Rick Harwig, de technologiebaas die open innovatie hoog in het vaandel heeft staan, lijkt Philips de teugels voor Apptech te vieren. ’Ja, wij willen meer extern doen‘, zegt Van Uijen op de vraag of hij wil verschuiven. ’Maar dat is geen doel op zich. We moeten opletten dat we geen concurrenten van Philips helpen, maar er zijn een hele hoop niet-directe concurrenten waarmee wij technologie kunnen uitontwikkelen en daar geld mee verdienen. Het is geen business waar je steenrijk van wordt, maar we kunnen het vermenigvuldigingseffect vergroten als we voor meerdere partijen werken. In het verleden was het zo dat wij wel wat extern deden, maar het moest niet te gek worden, want we waren er voor Philips. Dat zijn we nog steeds, maar dat staat minder hard in onze strategie. De wereld wordt opener. Noem het open innovatie. De campus is er een voorbeeld van. Als je met meerdere partijen werkt, dan word je daar veel wijzer van. Je krijgt een ander netwerk, andere inzichten en die partijen helpen je geld te verdienen. Belangrijker nog is dat we ons competentieniveau als Apptech op niveau en in stand houden.‘ ’

In technologieën als mechatronica, maar vooral in system-in-package voor medische toepassingen kunnen we veel leren van externe klanten, wat we ook weer binnen Philips kunnen gebruiken. Zonder die klanten schade te berokkenen. Als we ons netwerk van externe klanten verbreden, dan krijgen we een beter inzicht waar specifieke technologieën naartoe gaan. Dan kunnen we die ook beter ontwikkelen en het volume in specifieke activiteiten beter in stand houden dan wanneer we alleen voor Philips werken. Het is verstandig, maar geen doel op zich.‘

Zou Applied Technologies kunnen afsplitsen van Philips?

’Je kunt alles wel splitsen. Nee nee, dat heeft een groot nadeel. Wij hebben een hele hoop technologie in huis en toegang tot veel intellectueel eigendom en patenten. Voor externe klanten moeten we altijd iets regelen over de mate waarin ze uit die kennis kunnen putten. Daar zijn altijd gesprekken over. Het is niet zo dat klanten bij ons toegang krijgen tot al die patenten, maar er valt iets te regelen zoals we dat ook met ASML hebben gedaan.‘

Krijgen klanten onder gunstiger voorwaarden toegang tot Philips-kennis?

’Het wordt per klant bekeken. Met een project van een paar miljoen wil je bijvoorbeeld Samsung geen toegang verlenen tot de hele Philips-patentwinkel. Maar voor een vrij kleine firma die het niet puur om de patenten gaat en geen directe concurrent van Philips is, kunnen we iets regelen. Dat geldt trouwens ook voor de patenten die wij genereren in de samenwerking met zo‘n bedrijf. Zij willen dan vaak de expliciete rechten, maar daar zijn wij weer niet zo happig op.‘

Welke rol ziet u voor Applied Technologies in de regio?

’Die is niet anders dan voor andere delen van de wereld, maar de kans dat we voor bedrijven in de regio iets doen, is groter.‘

Niet zo bescheiden. Met elfhonderd mensen draag je toch bij aan de kritische massa en het technologisch niveau van de regio?

’Onze rol is opener en wordt dat nog meer. Maar de vraag is hoeveel klanten en partners er in deze regio nog meer zijn naast de belangrijkste klanten ASML, FEI en Océ.‘ 

Afgelopen maand zetten Philips Applied Technologies en TNO vraagtekens bij de researchonderwerpen binnen een op te richten High-tech Systems-instituut. Beiden toonden zich weinig gecharmeerd van het centrale thema mechatronica binnen het initiatief, dat in zijn huidige opzet draait om hightechtoponderzoek met een totaal budget van 80 miljoen euro over vijf jaar. ’Er vallen vooral twee woorden: research en mechatronica‘, zei Cees van Uijen eerder in Bits&Chips. ’Wij denken dat er in andere richtingen meer business is.‘

Aan de precisietechnologische vragen van ASML en FEI was wel behoefte, maar daar zit volgens Van Uijen al een heel leger ontwikkelaars op. ’Ik denk dat dat voorlopig goed is afgedekt. Ik zou nieuwe hightech-R&D-investeringen in iets anders stoppen‘, aldus de Apptech-baas. Hij vindt het wenselijk om de accenten in R&D voor procestechnologie en mechatronica binnen een instituut voor hightech systemen wat meer de medische kant op te verschuiven.

’Mechatronica is niet verkeerd‘, stelt Van Uijen. ’Dat hebben we goed op orde en we zijn daar van wereldniveau. Dat kun je altijd nog verbeteren, maar als je maar beperkt geld hebt, dan zouden we dat in een wat andere richting willen investeren. Het initiatief om samen technologie te ontwikkelen is prima, maar dan wel net een beetje in een andere hoek dan deze, al moet het natuurlijk geen astrofysica zijn.‘

Van Uijen zegt ’nog steeds in gesprek‘ te zijn over het hightechsystemeninitiatief. ’Wij zijn zeker bereid mede de lead te nemen in het aanpassen van het onderzoeksprogramma. Maar het is niet aan ons om tot zo‘n wending te besluiten. Wij zien Hightech Systems als een precompetitief onderzoeksprogramma, niet als een instituut.‘ Er zit volgens de Apptech-directeur wel beweging in de zaak, maar hij zegt dat het initiatief op dit moment niet bij hem ligt. ’Ik verwacht dat we er wel uit gaan komen, maar dat het najaar wordt voordat we rond zijn.‘

Wat is het voor Apptech waard om in Eindhoven te blijven?

’Wij zijn zeker niet van plan om te verhuizen. Zeker niet. We zitten hier prachtig en prima. Als de wereld echt een dorp is en global, dan maakt het niet uit waar je zit. Hier zitten we in ieder geval niet fout. Eindhoven is helemaal geen slechte plek. Niet alleen omdat hier Philips zit, maar omdat we in Brabant en Europa zitten. Een Amerikaan die iets in Europa wil, zou neutraal afwegend tot de conclusie kunnen komen om voor Eindhoven of München te kiezen. Als je global denkt, dan hoef je niet overal te zitten. Er zijn tenslotte vliegtuigen.‘