Rene_Raaijmakers_33

René Raaijmakers is hoofdredacteur van Mechatronica Magazine.

4 March 2009

’Hectisch zo‘n mega-evenement. Als je vier dagen Het Instrument beleeft, snap je niet dat ze allerlei een- of tweedaagse minibijeenkomsten met 1500 mensen ’beurzen‘ durven noemen.‘ Dit schrijft FHI-directeur Kees Groeneveld mei vorig jaar in zijn column in De Technologiekrant. Het Instrument is dan net achter de rug en de belangrijkste beurs van de federatie van technologiebranches FHI heeft zojuist een dramatisch dieptepunt bereikt. Het bezoekersaantal kelderde met vijfduizend naar achttienduizend.

Dat Groeneveld zich in het bewuste stukje afzet tegen ’minibijeenkomsten met 1500 mensen‘ is niet zo vreemd. Een paar maanden eerder organiseerde het Mikrocentrum zijn Industrial Automation Solutions 2008 in Nieuwegein. Kleiner van opzet, maar specifiek gericht op industriële automatisering – ook een hoofdthema op Het Instrument. De stichting Mikrocentrum troefde de FHI het afgelopen decennium vaker af en bewijst daarmee dat het beter luistert naar de markt.

De lezer dient zich te realiseren dat ik ook een belanghebbende ben als directeur van Techwatch, organisator van aan onze bladen gelieerde technologie-events. Dat was ook de reden waarom ik me jarenlang heb onthouden van commentaar op de eventswereld. De voortdurende borstklopperij van de spindoctor uit Amersfoort staat echter in geen verhouding tot de prestaties van het FHI. Ik kon het niet langer laten de pen te laten liggen, zie me dus gerust als partijdig.

De vraag is terecht: waarom heeft de FHI vooral oog voor megabeurzen, terwijl veel brancheleden meer gecharmeerd zijn van kleinschalige evenementen? Ik vroeg het begin 2001 al aan Jos van Hartingsveldt, destijds voorzitter van de tentoonstellingscommissie. Dat was op een persconferentie in de aanloop naar Electronics & Automation 2001 – in die tijd ook nog een grote vierdaagse vierkantemeterbeurs zoals Het Instrument. ’Kosten weerhouden ons daar nog van‘, zei Hartingsveldt heel eerlijk. Grote evenementen, dat waren de financiële kurken waarop de FHI dreef.

Maar de wal keerde het schip. E&A 2001 viel met 8500 bezoekers in het water. Onder druk van de leden werd deze elektronicabeurs kleinschaliger van opzet, met standaard standbouw. De bezoekersaantallen bleven echter teruglopen. Editie 2007 trok slechts 4300 belangstellenden.

De FHI gaat de negatieve spiraal vooral te lijf met veel spin. Al jarenlang produceert de Amersfoortse publiciteitsmachine een voorspelbaar geratel. In de maanden vooraf breken aantallen verkochte vierkante meters en stands records en zijn de voorinschrijvingen van bezoekers boven alle verwachtingen. Valt de opkomst vervolgens tegen, dan wijst de directie uit het raam, naar externe factoren. Zo is het vervoer regelmatig de klos. Het persbericht met de resultaten van Het Instrument in 2008: ’In vergelijking met de voorgaande editie van Het Instrument, in het najaar van 2006, was het bezoek op de dinsdag en de woensdag beduidend minder. Op die beide dagen was niet alleen het autoverkeer dramatisch, maar liet ook het openbaar vervoer het in extreme mate afweten.‘

De FHI lijkt vooral oog te hebben voor de eigen organisatie. ’Er moeten mondjes gevoed worden in Amersfoort‘, heb ik directeur Kees Groeneveld regelmatig horen zeggen als ik hem vroeg waarom hij zo vasthoudt aan grootschaligheid. Mijn conclusie is dat de branchevereniging die oorspronkelijk werd opgericht als beursorganisatie – om leden te beschermen tegen commerciële partijen – is uitgegroeid tot een onderneming die vooral bezig is met overleven, niet met strategische keuzes die in het belang zijn van haar leden.

Niet voor niets spinnen bedrijfsorganisaties als de Federatie Aandrijven en Automatiseren (Feda) hier garen bij. De Feda houdt zijn bureau bewust lean and mean: een directeur en een gedeeld secretariaat. Willen de Feda-leden een beurs, dan kiezen ze een toeleverancier. Voldoet die niet meer, dan stapt de vereniging gewoon naar een andere winkel. Twee weken terug lanceerden de Feda en VNU Exhibitions de beurstitel Industry & Automation. Daarmee zoeken ze een op een de concurrentie op met Het Instrument. De FHI krijgt daarmee naast kleine plaaggeesten te maken met een eventsreus en in het gevecht om lidbedrijven moet het knokken tegen een brancheclub die nuchter is opgezet voor één doel: meer business genereren voor leden.

De FHI staat voor de uitdaging om ingrijpend te vernieuwen. Met Devlab – een initiatief waarin FHI-leden hun R&D bundelen – lijkt één goede richting ingeslagen. De kans bestaat echter dat de Amersfoortse bureaucratie blijft leunen op haar melkkoeien, de grote evenementen. De Feda en VNU laten op dit moment beter dan de FHI zien dat megabeurzen in technologiemarkten bestaansrecht hebben. Het duo is ook helder in zijn doelen en marketingstrategie naar beursbezoekers en potentiële standhouders.

Voor Het Instrument is een heldere vernieuwende boodschap niet te bekennen. Als de FHI zelf niet snel en ingrijpend innoveert, dan hoeven we niet lang te wachten op meer initiatieven zoals van de Feda. Nog steeds claimt de FHI het primaat op evenementen in industriële elektronica, industriële automatisering, medische technologie en laboratoriumtechnologie. De markt – beursbezoekers, exposanten en concurrenten – laten duidelijk zien dat zoiets niet als een geboorterecht is te beschouwen.