Egbert Jan_Sol_12

Egbert-Jan Sol is directeur Kennis van TNO Industrie & Techniek.

22 December 2008

Als zeventienjarige ik wist niet precies wat ik wilde studeren. Ik koos voor werktuigbouw want dat leek een brede stevige technische studierichting. Een paar jaar later had ik leren denken in krachten. Net als een bouwkundige ziet een werktuigbouwkundige de wereld ook in drie dimensies. Dat is soms wel een handig als ik bijvoorbeeld de hightechlobby bekijk.

Rond de jaren 70 en 80 waren grote industriële ondernemingen in staat hun eigen lobby te regelen. De grote multinationals zijn minder groot geworden en er zijn spelers bij gekomen. Die spelers zijn van oorsprong klein en hadden geen lobby. Hooguit waren ze bij een branchevereniging aangesloten met een specifieke focus. Sinds 2000 kunnen wij stellen dat de spelers meer in balans zijn. Er is een heel netwerk van OEM-ers, toeleveranciers en kennisinstellingen ontstaan. Wat we nog missen, is een krachtige lobby. Hightech systemen zijn niet voldoende vertegenwoordigd in Den Haag en Brussel. Dat wreekt zich in een fase van crisis en verdeling van overheidsmiddelen.

De VNO-NCW heeft een geografische verspreiding. Er is wel aandacht voor technologie, maar vooral rondom de grote bedrijven. Bij de Nevat zitten meer de toeleveranciers. Bij de FHI, de Koninklijke Metaalunie en de NRK verzamelen de kleinere spelers. Ook de regionale ontwikkelingsmaatschappij Bom, Liof en Oost NV helpen op zeer gewaardeerde wijze. Toch is de lobby niet in lijn met het belang van de hightech-systemenindustrie voor de export.

Kijk je naar de auto- en de chemiebranches dan is sprake van een mismatch. Bij de Federatie Holland Automotive is er een efficiënte lobby op de ministeries EZ, V&W en Vrom. Chemici hebben met hun Vereniging Nederlandse Chemische Industrie een regieorgaan. Ook genomics en ICT hebben hun eigen regieorgaan. Maar wie doet dat voor hightech systemen?

Techwatch Books: ASML Architects

De uitdaging is om een krachtige lobby vanuit de HTS-industrie te ontwikkelen. Die is nu te versnipperd. Dankzij de inbreng van mensen die vanuit de HTS-industrie actief zijn op landelijk en Europees niveau gebeurt er nog wel iets. Met het samengaan van Point-One en Programme for High-Tech Systems in Point-One Phase-2 en zelfs de verhuizing van het grootste deel van TNO Industrie en Techniek naar Zuidoost-Brabant is er focus en massa van onderzoekers. Maar de focus en massa van lobbyisten ontbreekt.

Loodrecht op de twee dimensies geografische ligging en bedrijfsgrootte staat nog een derde dimensie. Hier staat de business centraal. Het is de insteek waarbij het gaat om innovatie-inspanningen middels technologische R&D. Hierbij is samenwerking noodzakelijk in verband met de snelheid van innovatie en de kosten.

Binnen Point-One is de verdeling over de hele keten steeds evenwichtiger. Het treedt steeds meer op als regieorgaan richting kennisinstellingen. Maar Point-One is een programma en die zijn altijd tijdelijk. In het HTS-platform zitten voor een groot deel dezelfde spelers, maar het platform heeft niet dezelfde status. Het lijkt daarom zinvol om binnen een aantal jaren de kracht van het Point-One-programma te bundelen tot een volwaardiger HTS-platform.

Als werktuigbouwer heb ik geleerd dat je krachten niet kunt zien, alleen de gevolgen. Dat zijn vervormingen of bewegingen. Een beetje vervorming en beweging van een HTS-platform zou heel goed zijn. Het lijkt alsof hierdoor er een spanningsveld ontstaat. Of zoals een elektrotechnicus zou zeggen, om met elektronen een weerstand te overbruggen, is er wat spanning nodig. Maar als je in drie dimensies denkt, dan zijn het geen spanningen. Met een derde dimensie lijkt het voor de mensen op een andere dimensie alsof je loodrecht op hun belangen gaat staan. Maar het einddoel wijst naar one point: een krachtige (lobby)organisatie voor de hele HTS-industrie.