Na een dikke twintig jaar in productontwikkeling ging Jan Dobbelsteen het onderwijs in. Met vallen en opstaan heeft hij zijn plek nu gevonden.
Ja, daar zit ik dan. Als spiksplinternieuwe docent in een klas met eerstejaarsstudenten die vooral bestaat uit ex-havo-leerlingen, aangevuld met een enkele vwo’er en een aantal mbo’ers die willen doorstuderen op het hbo. Zojuist heeft een clubje van een student of zes een praatje gehouden over een onderwerp als ‘Wat is een cpu?’. De rest van de klas heeft geluisterd, min of meer, en nu moet ik komen met een beoordeling, mijn allereerste beoordeling ooit in mijn carrière als docent. En ik vind het eigenlijk niks, die presentatie. Het is een rommeltje, de groep heeft zich er duidelijk met een jantje-van-leiden van afgemaakt en de presentator heeft zich een beetje door het verhaal heen geflierefluit.
Is dit het niveau dat ik hier algemeen moet verwachten? Ben ik dan te kritisch als ik dit een dikke onvoldoende geef? Laat ik de klas eens polsen. Er zijn niet echt vragen, de reacties zijn een beetje lauw. Daar kan ik nog niet echt wat mee. Ik hak de knoop door: ‘Ik vind dit een dikke onvoldoende; ik weet eigenlijk niet goed wat ik met deze presentatie moet.’ Groepje geschrokken, rest van de klas stil.
Ik vraag de tweede groep of zij het beter denken te kunnen. Het antwoord is een volmondig ‘ja’. Op hoop van zegen dan maar, de volgende presentatie. En dat wordt een dikke 8! Gelukkig, ik mag vertrouwen op mijn buikgevoel. Maar wat betekent het eigenlijk, docent zijn?

Vrijheid
Met een dikke twintig jaar ervaring in productontwikkeling heb ik in 2012 de stap genomen om als docent te gaan werken voor Fontys Hogeschool ICT, de FHICT. In mijn hele carrière tot dan toe was ook wel een rode draad te herkennen van kennisoverdracht. Eerst als softwareontwikkelaar en vooral later als architect kon ik het niet nalaten verder te kijken dan mijn eigen opdrachten en ik was altijd al bezig om de beste oplossing te vinden en iedereen uit te leggen waarom juist deze de beste was. Op de een of andere manier ging dat bijna als vanzelf en zo ben ik me bezig gaan houden met kennismanagement en professionele trainingen.
Toen ik de vraag kreeg om bij Fontys te solliciteren, hoefde ik dan ook niet lang na te denken. In de gesprekken die volgden, werd me een beeld geschetst van een veeleisende baan met veel vrijheid die me zeker in het eerste jaar niet in de koude kleren zou gaan zitten. Ik heb ja gezegd. Waartegen? Dat heb ik in de jaren daarna ervaren.

Hoe maak je aan een buitenstaander duidelijk wat het inhoudt om docent te worden na te hebben gewerkt in productontwikkeling? Dat wordt lastig. Ik weet nog dat ik tijdens mijn gesprekken met Fontys te horen kreeg dat je hier (in het hbo-onderwijs) iedere dag met deadlines te maken hebt. Ik herinner me ook nog dat ik dacht dat ik daar wel mee overweg kon, want dat lukte mij al twintig jaar. Maar de combinatie van een paar dagelijkse deadlines (lessen, tutoring, ontwikkeling, overleg) met de meest veeleisende consument ter wereld (de student) vormt een mix waar je nooit goed op voorbereid kunt zijn.
De eerste valkuil waar ik in trapte, was dat ik rechtstreekse antwoorden gaf op de vragen die studenten mij stelden. En daarmee hielp ik ze dan weer iets verder, althans dat dacht ik. In werkelijkheid staken ze er weinig van op. Ze leerden vooral dat ze voor alle vragen bij mij terechtkonden. En ik heb dagelijks direct met een paar honderd studenten te maken die allemaal meer vragen kunnen stellen dan ik kan beantwoorden.

Dat moest dus anders. Gelukkig is daar de didactische training die iedere nieuwe docent aangeboden krijgt en die leidt tot een aantekening ‘basiskwalificatie onderwijs’, geldend binnen heel Fontys. Daar leerde ik op een andere manier omgaan met die vragen. Mijn antwoorden moesten er meer op gericht zijn om studenten iets op een duurzame manier bij te brengen. Zij moeten leren zelf hun antwoorden te vinden; ik begeleid ze daarbij en hoef ze alleen maar een mooie technische uitdaging te bieden. Als alles klopt, gaan ze dan uiteindelijk vanzelf aan de gang.
In theorie werkt dat zo, maar de praktijk blijkt zoals altijd weerbarstig. Het omschakelen van ‘antwoord geven’ naar ‘begeleiden bij het zelf vinden van een antwoord’ is een langdurig proces dat gaat met vallen en opstaan. Het blijft soms o zo moeilijk om dat stapje terug te doen en die student zijn eigen eurekamoment te gunnen.

Ondertussen ben ik voor het derde jaar docent en ben ik enigszins gewend geraakt aan de compleet andere manier van werken dan voor mijn overstap. Het heeft altijd al in mijn natuur gezeten om regelmatig een stapje terug te doen en te bedenken welk probleem ik nu eigenlijk precies probeer op te lossen. Tegenwoordig doe ik echter nog een stapje verder terug en probeer ik te bedenken wat studenten eigenlijk zouden moeten kunnen en hoe een specifiek vak past binnen het kader van alle vakken in een semester. Vervolgens richt ik samen met mijn collega’s een vak dusdanig in dat het voortbouwt op bekende kennis en studenten helpt bij het opdoen van nieuwe kennis en kunde.
Daarbij krijg ik gigantisch veel vrijheid, want de FHICT wil vooroplopen in de techniek. ‘Liever ongebruikt lesmateriaal dan te laat ingesprongen op een belangrijke ontwikkeling’ is het adagium van de opleiding. Dus wordt er niet moeilijk gedaan als ik voor een nieuw vak eerst zelf in een ontwikkeling moet duiken en er vervolgens ondersteunende leermiddelen moeten worden aangeschaft. Dat kan uiteenlopen van het samenstellen van setjes van Arduino’s met lcd-schermpjes en batterijpakketten, tot het gebruiken van Nao-robots als onderdeel van de minor Embedded Systems. Alles staat in het teken van leerdoelen (ja, dit is een opleiding) en op welke manier je die zo goed mogelijk behaalt.

Vuurtje
Met het benoemen en behalen van leerdoelen kom je bij de kern van het docentschap. Zeker bij de FHICT ben je dan ook automatisch bezig met de laatste trends in educatie. We experimenteren met nieuwe lesmethodes als flipping the classroom (het aanbieden van lesstof als huiswerk en het werken met die stof in de klas). De evaluatie verschuift steeds meer van theorietoetsen naar beoordeling in gesimuleerde praktijksituaties. Daarom werken we ook studentnabij, wat onder meer inhoudt dat alle semesters ingericht zijn als projecten waarbij studenten in teams samenwerken en waarbij de vakken de voor dat project benodigde kennis aandragen. Die projecten ontwikkelen we samen met bedrijven.
Uiteindelijk proberen we studenten af te leveren die goed zijn voorbereid op hun beroepspraktijk. Parate kennis vormt daarbij zoals altijd de basis. Die reiken we aan met behulp van de meest recente didactische inzichten.
Maar veel meer dan kennis blijkt iemands houding een goede indicatie voor succes tijdens afstuderen en het latere werk. Dat vraagt om iets anders dan zuivere didactiek, dat vraagt om opvoeden, pedagogiek. En dat is precies wat ik voor mezelf heb geleerd. We worden een klein beetje de ouders van studenten en we helpen ze om erachter te komen dat ze de sleutel tot persoonlijk succes zelf in handen hebben. Zo nieuwsgierig als ik zelf ben, probeer ik nu ook dat vuurtje bij mijn studenten te laten ontvlammen. Ik leer mijn studenten en mezelf dat het leren nooit meer stopt.